Met dit essay, onderdeel van een door AtlasǀContact uitgegeven serie essays van vooraanstaande Nederlandse en Vlaamse auteurs met als doel “een plaatsbepaling van de roman in de hectiek van de culturele transformatie die momenteel gaande is”, vertelt Oek de Jong over de ontwikkeling van de roman, de sterke punten van de roman, de unieke eigenschappen van de roman, de moeilijkheden van de roman. Allemaal bekeken en beschreven vanuit zijn eigen achtergrond, ervaring, passie en kennis.
Als je veel literatuur leest, als het naast je passie ook je vak is, je achtergrond, je werk, is niets zo heerlijk om er ook over te lezen. Recensies spitsen zich meestal toe op een of hooguit een paar boeken tegelijk. Maar lezen wat een ander zegt over literatuur, een stroming, een genre, is verhelderend, (soms) herkenbaar en interessant. Het houdt je bij de les. Zo las De Jong bijvoorbeeld wat Milan Kundera en Jonathan Franzen hierover schreven en kunnen wij nu ook lezen wat De Jong er van vindt.
Het is niet altijd vernieuwend en dat is wat Oek de Jong zegt voor mij ook zeker niet, maar het is goed om eens in de zoveel tijd de mening en ervaringen van iemand anders te lezen over een onderwerp dat je zo na aan het hart ligt.
Het lijstje met klassiekers uit de wereldliteratuur en met de meer recente Nederlandse titels, dat De Jong oplepelt, is er eentje dat wel vaker voorbij komt, maar dat maakt niets uit. Het is goed om weer eens te lezen waarom hij vindt dat de werken van o.a. Stendhal, Proust, Tolstoj, Joyce, Reve en Couperus zo bijzonder zijn. Zeker omdat hij ze in hun tijd en binnen de ontwikkeling van de roman plaatst.
Hij is er redelijk in geslaagd om een samenhangend verhaal te schrijven met veel mooie voorbeelden, citaten en persoonlijke noten. Verder noemt De Jong nog enige ‘sellingpoints’ van de roman zoals stijl, zintuiglijkheid en de verbeelding van het intieme. Op die punten liggen nog genoeg mogelijkheden voor de roman.
En ja, de tijden zijn veranderd, de roman heeft veel concurrentie gekregen en is daardoor niet meer zo duidelijk zichtbaar tussen alle andere vormen en uitingen. Maar betekent dit echt dat de roman, de literatuur dood is? Dat we alleen nog kunnen teren op de grote werken uit het verleden, maar er niets vernieuwends meer aan toe kunnen voegen? Net als De Jong denk ik dat dit niet het geval is. Misschien is er een periode van relatieve stilstand, verdieping en reflectie aangebroken. Laten we de klassiekers uit het verleden niet vergeten, laten we de romans uit het heden niet onderschatten en laten we blijven schrijven, lezenen reflecteren.
Tot slot nog enige citaten van Oek de Jong waarin hij zo mooi zegt wat alleen de roman kan zeggen:
“Een boek missen als je het uit hebt – dat is de mooiste liefdesverklaring aan een roman.”
“Al lezend word je je bewust van de minder fraaie kanten van jezelf. Licht als een schaduw glijdt dat besef door je heen. Het komt een ogenblik op uit duistere regionen en weg is het weer. Zo is er tijdens het lezen een voortdurende beweging in onszelf.”
“Uiteindelijk gaat het niet om het overleven van de roman, maar om het voortbestaan van de literatuur. De essentie is niet de vorm waarin een schrijver zich uitdrukt, de essentie is de literatuur.”
Oek de Jong. Wat alleen de roman kan zeggen. Uitgeverij Atlas Contact, 2013. 96 pp.